ECLI:NL:CRVB:2016:1889
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.W. Akkerman
- L.L. van den IJssel
- Rechtspraak.nl
Beëindiging recht op ziekengeld en geschiktheid voor arbeid na ziekte
In deze zaak gaat het om de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellante, die zich op 21 juni 2010 ziek meldde terwijl zij als schoonmaakster werkte. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellante na de voorgeschreven wachttijd, met ingang van 18 juni 2012, geen recht meer had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De beperkingen van appellante zijn vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 21 mei 2012, waarin zij geschikt werd geacht voor verschillende functies, waaronder die van algemeen productiemedewerker en medewerker assemblage.
Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt gehandhaafd dat haar uitkering ten onrechte is beëindigd, en dat zij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Limburg bevestigd, waarin het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. De Raad oordeelt dat er geen aanleiding is om het medisch onderzoek van het Uwv onzorgvuldig te achten, en dat appellante geen nieuwe medische gegevens heeft overgelegd die haar standpunt ondersteunen.
De Raad concludeert dat appellante geschikt is voor de functies die aan haar zijn voorgehouden en bevestigt de beslissing van het Uwv om het recht op ziekengeld te beëindigen. De uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman als voorzitter, in tegenwoordigheid van L.L. van den IJssel als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 mei 2016.