ECLI:NL:CRVB:2016:1870
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op ziekengeld na beëindiging dienstverband en medische geschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant, die als timmerman werkte, meldde zich in juni 1989 ziek vanwege rugklachten en ontving na de wachttijd een WAO-uitkering. Na een operatie in 2010 werd hij hersteld verklaard, maar meldde zich in 2013 opnieuw ziek, ditmaal vanwege longklachten. Het Uwv ontzegde appellant het recht op ziekengeld per 23 augustus 2013, wat leidde tot bezwaar en uiteindelijk tot deze procedure. De verzekeringsarts concludeerde dat appellant, ondanks zijn rugklachten, in staat was om zijn werkzaamheden als bouwvakhulp uit te voeren. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat appellant niet arbeidsongeschikt was. In hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren tegen de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de conclusies van de verzekeringsarts. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het Uwv op goede gronden had beslist dat appellant geen recht meer had op ziekengeld. De Raad concludeerde dat er geen medische redenen waren om aan te nemen dat appellant niet in staat was zijn werkzaamheden te verrichten, ondanks zijn rugklachten.