ECLI:NL:CRVB:2016:1857
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- P. Vrolijk
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en medische herbeoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WAO-uitkering in te trekken. Appellante, die sinds 1999 arbeidsongeschikt is door rug- en gewrichtsklachten, heeft in het verleden diverse medische herbeoordelingen ondergaan. De laatste herbeoordeling vond plaats in 2011, waarna het Uwv concludeerde dat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was en de uitkering per 6 december 2011 introk. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt na aanvullend onderzoek. De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 13 mei 2016 behandeld. Appellante voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat zij meer beperkt was dan aangenomen. De Raad oordeelde echter dat er geen aanknopingspunten waren voor de stelling dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsartsen hadden appellante gezien en uitvoerig medisch onderzoek verricht. De Raad concludeerde dat de door het Uwv geselecteerde functies passend waren voor appellante, gezien haar beperkingen en opleidingsniveau. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.