ECLI:NL:CRVB:2016:1851

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 mei 2016
Publicatiedatum
19 mei 2016
Zaaknummer
15-4956 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het begrip 'boven de norm' in het loopbaanbeleid van de politie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de beoordeling van een politieambtenaar die verzocht om doorstroming naar de functie van senior GGP. De korpschef had dit verzoek afgewezen op basis van een beoordeling die niet voldeed aan de norm van 80% uitstekend. De rechtbank oordeelde dat de korpschef de grenzen van zijn beoordelingsruimte had overschreden door te stellen dat een beoordeling 'boven de norm' enkel kon worden bereikt met een score van 80% uitstekend. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de korpschef wel degelijk de bevoegdheid heeft om een nadere invulling te geven aan het begrip 'boven de norm'. De Raad concludeert dat de beoordelingssystematiek van het voormalige korps geen eindoordeel kende en dat de keuze voor een rekenkundig criterium van 80% uitstekend een redelijke beleidsbepaling is. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Het incidenteel hoger beroep van de betrokkene wordt niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

15/4956 AW, 15/6258 AW
Datum uitspraak: 19 mei 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
10 juli 2015, 14/6383 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de korpschef van politie (appellant)
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. P.W. Kuijper een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaken 15/4955 AW, 15/4957 AW en
15/4959 AW, plaatsgevonden op 7 april 2016. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. M.J.M. Suijs en N. Snoep. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door
mr. Kuijper. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene is als politieambtenaar aangesteld bij de voormalige politieregio
[politieregio] , thans de eenheid [eenheid] , laatstelijk in de functie van generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP).
1.2.
Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 hebben de Minister van Veiligheid en Justitie en de politievakorganisaties op 9 september 2010 overeenstemming bereikt over de tweede tranche van de landelijk te harmoniseren arbeidsvoorwaarden politie (HAP II). Deze afspraken zijn vastgelegd in de op 1 november 2010 in werking getreden circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie, tweede tranche (Stcrt. 2010, 19782; circulaire).
1.3.
Een onderdeel van de harmonisatieafspraken is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior in de GGP’. In die bijlage zijn de afspraken vastgelegd over de mogelijkheden tot doorstroming van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie. Voor de doorstroom van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) is als vereiste gesteld dat sprake is van ‘vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP’. Vermeld is dat het loopbaanbeleid vanaf 1 november 2010 geldt voor alle medewerkers bij de Nederlandse Politie, dat de Raad van korpschefs i.o. zich aan de circulaire heeft geconformeerd en dat het bevoegd gezag deze circulaire dient te volgen, tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet.
1.4. De leiding van de voormalige politieregio [politieregio] heeft het criterium van een beoordeling “boven de norm” uitgelegd als 80% uitstekend (score 4). Daarbij is aansluiting gezocht bij het beleid ten aanzien van het bevorderen bij excellerend presteren. Een medewerker kon op basis van dit beleid eerder bevorderd worden indien zijn functioneren als uitmuntend en voortreffelijk te kwalificeren was. In het Regionaal Management Team van het voormalige korps [politieregio] is het criterium van 80% uitstekend na overleg met de ondernemingsraad vastgesteld. Er is voor een percentage gekozen, omdat meerdere functies met een verschillend aantal competenties op grond van het loopbaanbeleid HAP II voor bevordering in aanmerking kwamen.
1.5. Betrokkene heeft verzocht om doorstroming naar de functie van senior GGP, schaal 8. Naar aanleiding van dit verzoek is op 28 augustus 2013 een beoordeling opgesteld, die op
4 november 2013 is vastgesteld. De beoordeling bevat een “potentieel beoordeling” met de opmerking dat betrokkene na beoordeling aangewezen is voor een opleiding van niveau 3 naar niveau 4 en dat zij op termijn kan doorstromen naar het niveau van brigadier. In de beoordeling zijn negen competenties gewaardeerd, waarbij betrokkene op vier competenties “voldoende” (3) scoort en op vijf competenties “uitstekend” (4). Blijkens het beoordelingsformulier zijn er vier mogelijke scores: 1=onvoldoende, 2=matig, 3=voldoende en 4=uitstekend.
1.6.
Bij besluit van 16 december 2013 heeft de korpschef afwijzend beslist op het verzoek om doorstroming. Daaraan is ten grondslag gelegd dat de beoordeling niet voldoet aan de norm van 80% uitstekend.
1.7.
Bij besluit van 6 augustus 2014 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar tegen het besluit van 16 december 2013 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven. De rechtbank is van oordeel dat appellant de grenzen van zijn beoordelingsruimte heeft overschreden met het standpunt dat onder het vereiste van een beoordeling “boven de norm” moet worden verstaan een beoordeling waarbij het geheel van de functievervulling voor 80% met “uitstekend” (4) gewaardeerd is. “Boven de norm” impliceert een gematigder invulling dan “excellerend presteren”. Nu niet in geschil is dat de norm “voldoende” (3) is, kan een beoordeling met een eindscore hoger dan voldoende niet in redelijkheid anders worden aangemerkt dan als een beoordeling “boven de norm”. Bij het ontbreken van een eindscore is van een beoordeling “boven de norm” naar het oordeel van de rechtbank in beginsel sprake als op alle competenties in ieder geval een 3 wordt gescoord en als op meer dan de helft van de competenties hoger dan een 3 wordt gescoord. Hoewel in dit geval sprake is van een beoordeling “boven de norm” kan dit niet tot de conclusie leiden dat voldaan is aan de eisen voor doorstroming naar de functie van senior GGP. Betrokkene moest immers ten tijde van belang, aan het einde van de referteperiode (31 december 2012), nog aan de opleiding niveau 4 beginnen. Zij heeft deze pas na de beslissing op bezwaar afgerond. Derhalve is, zij het op onjuiste gronden, terecht geconcludeerd dat betrokkene niet in aanmerking komt voor doorstroming naar de functie van senior GGP.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep, samengevat, aangevoerd dat de rechtbank een onjuist oordeel heeft gegeven over de invulling die is gegeven aan het begrip “boven de norm”.
3.2.
Betrokkene heeft in incidenteel hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit ten onrechte in stand heeft gelaten. Volgens betrokkene staat in de circulaire uitdrukkelijk dat de stap naar senior GGP ook mogelijk is zonder een met goed gevolg afgeronde opleiding op niveau 4. De medewerker kan doorstromen en wordt geacht binnen 2 jaar na plaatsing de opleiding te hebben afgerond.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Onder verwijzing naar de uitspraken van 30 juli 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:2551 en ECLI:NL:CRVB:2015:2552) is de Raad van oordeel dat appellant de bevoegdheid toekomt een nadere invulling te geven aan het begrip “boven de norm”.
4.2.
De beoordelingssystematiek van het voormalige korps [politieregio] kende geen eindoordeel. Ook was er sprake van verschillende functies met een uiteenlopend aantal te beoordelen competenties, waarop het loopbaanbeleid moest worden toegepast. Er is daarom gekozen voor een rekenkundig criterium - ten minste 80% uitstekend - om een eenduidig eindoordeel voor alle gevallen te verkrijgen. Met deze keuze om het begrip “boven de norm” zo in te vullen dat alleen diegenen met het beoordelingsresultaat 80% uitstekend (4) voor bevordering naar senior GGP in aanmerking kwamen, is appellant gebleven binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling. Het hoger beroep slaagt.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren.
4.4.
Wat onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen brengt mee dat het incidenteel hoger beroep buiten bespreking blijft, zodat dit niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 6 augustus 2014 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en C.H. Bangma en M. Kraefft als leden, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2016.
(getekend) N.J. van Vulpen-Grootjans
(getekend) S.W. Munneke

HD