ECLI:NL:CRVB:2016:1834
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor een indicatie op grond van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) na medisch onderzoek en hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant had in november 2009 een aanvraag ingediend voor een indicatie op grond van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), welke aanvraag in eerste instantie werd afgewezen door het Uwv. Na verschillende rechtsprocedures, waaronder een tussenuitspraak van de rechtbank die het Uwv opdroeg om nader onderzoek te verrichten, heeft het Uwv opnieuw een beslissing genomen. Deze beslissing werd echter ook aangevochten door de appellant, die meende dat het Uwv onvoldoende onderzoek had gedaan naar zijn beperkingen.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv in zijn onderzoek de belastbaarheid van de appellant uitvoerig heeft beoordeeld, waarbij klachten van lage rugklachten en uitstralende pijn naar het rechterbeen en -voet, alsook naar de rechterarm en -hand, in aanmerking zijn genomen. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat appellant niet uitsluitend afhankelijk was van arbeid binnen de Wsw en dat hij in staat was om passende arbeid te verrichten in een normale werkomgeving.
De Raad heeft het hoger beroep van de appellant ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten, aangezien de rechtbank al een proceskostenveroordeling had uitgesproken in het kader van de intrekking van het bestreden besluit.