ECLI:NL:CRVB:2016:1818

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 mei 2016
Publicatiedatum
18 mei 2016
Zaaknummer
14-5557 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om schadevergoeding in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning

Op 18 mei 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding van appellante, die in hoger beroep ging tegen de afwijzing van haar verzoek door de rechtbank. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard, als rechtsopvolger van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlist, het verzoek om schadevergoeding terecht had afgewezen. Appellante had gesteld dat zij schade had geleden doordat het college haar minder uren hulp in het huishouden had toegekend dan zij rechtmatig zou hebben gehad. Dit zou haar hebben gedwongen om extra huishoudelijke hulp in te schakelen, waarvoor zij kosten had gemaakt. Echter, de Raad oordeelde dat appellante haar verzoek om schadevergoeding niet voldoende had onderbouwd. Ondanks dat zij had aangekondigd een specificatie van haar kosten in te dienen, was deze specificatie nooit ingediend. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

14/5557 WMO
Datum uitspraak: 18 mei 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
21 augustus 2014, 13/6409 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard, als rechtsopvolger van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlist (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M.J. Klinkert, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2016. Appellante is, zoals bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B. Zevenhuizen en W.L. Brandwijk.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Het college heeft bij besluit van 15 oktober 2010 appellante op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in aanmerking gebracht voor hulp in het huishouden voor 4 uur per week voor de periode van 16 oktober 2010 tot en met 27 juni 2015.
1.2.
Het college heeft vervolgens bij besluit van 1 februari 2013 aan appellante meegedeeld dat het besluit van 15 oktober 2010 wordt herzien met ingang van 16 februari 2013. Dit betekent voor appellante dat zij voor de periode van 16 februari 2013 tot en met 27 juni 2015 in aanmerking komt voor 1 uur en 45 minuten hulp in het huishouden per week.
1.3.
Bij besluit van 3 juli 2013 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellante tegen het besluit van 1 februari 2013 ongegrond verklaard.
2. In de aangevallen uitspraak is het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 1 februari 2013 herroepen en bepaald dat de aangevallen uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 1 februari 2013. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd, voor zover de rechtbank het verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen. Appellante heeft in het hoger beroepschrift aangevoerd dat het college aan haar over de periode van 16 februari 2013 tot en met 8 september 2013 ten onrechte minder uren per week hulp in het huishouden heeft toegekend als gevolg waarvan zij tegen betaling extra huishoudelijke hulp heeft moeten inschakelen. Een specificatie van de door haar gedane betalingen zal appellante nog indienen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Met juistheid heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Appellante heeft in beroep gesteld dat zij schade heeft geleden maar haar verzoek niet nader onderbouwd. In hoger beroep heeft appellante aangekondigd het verzoek om schadevergoeding nader te onderbouwen met een specificatie maar deze heeft zij nooit ingediend. Het in hoger beroep gedane verzoek om schadevergoeding is daarmee onvoldoende onderbouwd, zodat het verzoek om schadevergoeding moet worden afgewezen.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, dat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd, voor zover aangevochten, en dat het verzoek om schadevergoeding zal worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2016.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) J.W.L. van der Loo

MO