ECLI:NL:CRVB:2016:1798
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de buiten behandelingstelling van een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant had op 12 mei 2014 een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat de appellant niet tijdig de gevraagde gegevens had ingediend. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant op 13 mei 2014 door het college was verzocht om bepaalde documenten aan te leveren, waaronder bankafschriften en bewijs van ontslag. Ondanks herhaalde verzoeken heeft de appellant deze gegevens niet tijdig aangeleverd. De Raad oordeelt dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de stukken op tijd heeft ingediend, en dat het college terecht gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de aanvraag buiten behandeling te laten.
De Raad heeft ook de argumenten van de appellant overwogen dat hij door psychische beperkingen niet in staat was om tijdig te reageren. Echter, de Raad concludeert dat de appellant in staat was om een aanvraag in te dienen en dat hij niet heeft aangetoond dat zijn gezondheidstoestand hem belemmerde om de gevraagde stukken tijdig aan te leveren. De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van de appellant ongegrond.