ECLI:NL:CRVB:2016:1785
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en de status van thuiswonende studerende
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, een student, had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat zijn studiefinanciering had herzien. De minister had bepaald dat de appellant vanaf augustus 2012 als thuiswonende studerende moest worden aangemerkt, wat leidde tot een terugvordering van een te veel betaald bedrag van € 1.732,70. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De appellant voerde aan dat hij daadwerkelijk op het gemeentelijke basisadres woonde en dat het onderzoek door de minister onvoldoende zorgvuldig was uitgevoerd. Hij stelde dat de hoofdbewoonster van het adres niet goed begreep wat er gevraagd werd en dat de controleurs niet alle relevante informatie hadden verzameld. De Raad oordeelde dat de beoordeling van de rechtbank juist was en dat de minister op basis van de beschikbare informatie terecht had besloten om de studiefinanciering te herzien. De Raad bevestigde dat het niet noodzakelijk is dat de appellant aanwezig is bij het huisbezoek en dat de hoofdbewoonster adequaat had gereageerd op de vragen van de controleurs.
De Raad concludeerde dat de appellant onvoldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de controleurs geen onjuiste weergave van hun bevindingen hadden gegeven. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.