ECLI:NL:CRVB:2016:1784
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en woonsituatie appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van de studiefinanciering van appellant, die als thuiswonende studerende is aangemerkt. De zaak betreft de vraag of appellant op het moment van controle daadwerkelijk woonde op het adres waar hij ingeschreven stond in de basisregistratie personen (brp). De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had op basis van een controle op 25 maart 2014 geconcludeerd dat appellant niet op het brp-adres woonde, wat leidde tot de herziening van de studiefinanciering en terugvordering van een te veel betaald bedrag van € 2.944,08. De rechtbank Overijssel had het beroep van appellant tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad oordeelt dat het rapport van de controleur voldoende feitelijke grondslag biedt voor de conclusie van de minister. Tijdens het huisbezoek op het brp-adres zijn geen persoonlijke spullen van appellant aangetroffen, wat de minister in zijn besluit heeft ondersteund. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat hij bij zijn zus en zwager woont na een schuldsanering, maar de Raad vindt dat de rechtbank de waarde van de door appellant overgelegde bewijsstukken terecht heeft ingeschat. De verklaringen van de hoofdbewoner en anderen zijn onvoldoende om aan te tonen dat appellant op het brp-adres woonde. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.