ECLI:NL:CRVB:2016:1777
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van Zeben-de Vries
- M.C. Bruning
- L. Koper
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering en de geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die zich op 21 februari 2011 ziek had gemeld, had een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant per 18 februari 2013 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor hij geen recht had op een WIA-uitkering. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat door de Raad werd bevestigd. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv de beperkingen van appellant niet hadden onderschat en dat de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit juist was. Appellant had in hoger beroep aanvullende medische rapporten ingediend, maar de Raad vond geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De Raad concludeerde dat de geselecteerde functies voor appellant niet zijn functionele mogelijkheden overschreden en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.