ECLI:NL:CRVB:2016:1774
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- I.G.A.H. Toma
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over AOW-pensioen en duurzaam gescheiden leven na scheiding van tafel en bed
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die haar beroep tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond had verklaard. De Svb had appellante een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend naar de norm van een gehuwde, ondanks dat appellante en haar echtgenoot sinds februari 2014 gescheiden van tafel en bed leven. Appellante betoogde dat zij recht had op een AOW-pensioen naar de norm van een ongehuwde, omdat zij niet met betrokkene samenwoont en een eigen leven leidt zonder financiële verstrengeling.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het bleek dat appellante betrokkene nog steeds verzorgde en dat er een financiële verstrengeling was, aangezien zij hem leningen had verstrekt. De Raad oordeelde dat appellante niet als duurzaam gescheiden levend kon worden aangemerkt, omdat zij niet afzonderlijk haar eigen leven leidt en de omstandigheden wijzen op een voortzetting van de zorgrelatie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak werd gedaan door H.J. Simon als voorzitter en I.G.A.H. Toma als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 29 april 2016. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.