ECLI:NL:CRVB:2016:175
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen besluiten inzake bijstandsintrekking en terugvordering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het beroep tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Hulst ongegrond werd verklaard. Appellant ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college heeft op 12 juni 2013 de bijstand van appellant ingetrokken en op 1 juli 2013 de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college verklaarde deze bezwaren niet-ontvankelijk, omdat appellant de termijn voor het indienen van bezwaar had overschreden. Appellant stelde dat hij de besluiten niet had ontvangen door problemen met de postbezorging en dat hij vanwege zijn depressieve klachten niet in staat was om tijdig bezwaar in te stellen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat de besluiten naar het juiste adres zijn verzonden en dat er geen recente problemen met de postbezorging zijn aangetoond. Appellant heeft niet voldoende bewijs geleverd om het vermoeden van ontvangst te ontzenuwen. Ook de stelling dat hij door zijn psychische klachten niet in staat was om bezwaar in te stellen, wordt verworpen, omdat uit medisch onderzoek niet blijkt dat hij gedurende de bezwaartermijn niet in staat was om actie te ondernemen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.