ECLI:NL:CRVB:2016:1742
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering op basis van woonadres en verklaringen
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van studiefinanciering aan appellante, die niet op haar gemeentelijke basisadres woonde. Appellante was ingeschreven op een adres waar de hoofdbewoner, G.H. Poell, haar vriend was. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had studiefinanciering toegekend op basis van de Wet studiefinanciering 2000, maar na een huisbezoek door controleurs op 7 juli 2014, waaruit bleek dat appellante niet op het brp-adres woonde, werd de studiefinanciering herzien. De minister concludeerde dat appellante vanaf 1 februari 2013 als thuiswonende studerende moest worden aangemerkt, wat leidde tot een terugvordering van € 3.343,62. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Overijssel verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellante aan dat de verklaring van de hoofdbewoner niet als basis voor de herziening kon dienen, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de geldende rechtspraak rechtvaardigden. De verklaring van de hoofdbewoner werd als geldig beschouwd, ondanks de beweringen van appellante dat deze onjuist was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de proceskosten af.