ECLI:NL:CRVB:2016:1731
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.M.G. Hink
- J.T.H. Zimmerman
- J.H.M. van de Ven
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering bijstandsuitkering wegens verzwegen gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 27 augustus 2014 een eerdere beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Almere had vernietigd. Appellante ontving sinds 17 oktober 2006 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande. Na een onderzoek door de Sociale Recherche Flevoland, dat werd ingesteld naar aanleiding van vermoedens van een gezamenlijke huishouding met R, heeft het college besloten de bijstand van appellante over de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 september 2011 in te trekken en de kosten van bijstand terug te vorderen. De rechtbank heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, maar het college heeft in een nader besluit de terugvordering vastgesteld op € 27.825,59.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 10 mei 2016 geoordeeld dat de verklaringen van appellante en R, ondersteund door getuigenverklaringen van buurtbewoners en politiemutaties, voldoende bewijs leveren voor de conclusie dat appellante en R in de relevante periode een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. De Raad heeft de beroepsgronden van appellante verworpen, waaronder de stelling dat zij onder druk stond tijdens haar verhoor en dat haar verklaringen niet betrouwbaar zijn. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep tegen het nader besluit ongegrond. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten.