Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had op 14 augustus 2013 bijzondere bijstand aangevraagd in de vorm van woonkostentoeslag, maar zijn aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Almere. Het college stelde dat de financiële omstandigheden van de appellant, waaronder een hoge ontslagvergoeding, van belang waren bij de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in mei 2010 een ontslagvergoeding van € 55.278,96 netto heeft ontvangen en dat hij tot 1 oktober 2012 een aanvulling op zijn uitkering ontving. De Raad oordeelde dat de appellant, gezien zijn financiële situatie, had kunnen reserveren voor zijn woonlasten en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de kosten van het bestaan rechtvaardigden. De Raad benadrukte dat woonlasten in beginsel uit het inkomen moeten worden bestreden en dat bijzondere bijstandsverlening alleen mogelijk is als de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
De uitspraak bevestigt dat de appellant niet in aanmerking komt voor de gevraagde bijzondere bijstand, omdat hij niet heeft aangetoond dat zijn kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.