ECLI:NL:CRVB:2016:1716
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening bijstandsuitkering in verband met inkomsten uit alimentatie en de gevolgen voor de bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van de bijstandsuitkering van appellante, die sinds 27 juli 2010 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De herziening was het gevolg van inkomsten uit alimentatie die appellante ontving van haar ex-partner. Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem had de bijstand van appellante herzien en een terugvordering ingesteld, omdat het college van mening was dat appellante redelijkerwijs kon beschikken over deze alimentatie-inkomsten.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet tijdig bezwaar had gemaakt tegen eerdere besluiten van het college, maar dat een brief van appellante als een tijdig bezwaarschrift had moeten worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat het college het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard wegens termijnoverschrijding. De Raad heeft vervolgens de inhoudelijke beoordeling van de besluiten van het college overgenomen en geconcludeerd dat appellante inderdaad redelijkerwijs kon beschikken over de alimentatie-inkomsten. De Raad heeft de eerdere besluiten van het college bevestigd en het hoger beroep van appellante gegrond verklaard.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de bijstandsverlening, vooral in gevallen waar alimentatie-inkomsten een rol spelen. De Raad heeft het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.984,- bedragen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor appellanten om tijdig bezwaar te maken en de verplichting om inkomsten te melden bij het college.