ECLI:NL:CRVB:2016:1715
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bezwaartermijn en bekendmaking van besluiten in het bestuursrecht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellant ontving van 1 september 2010 tot en met 13 maart 2011 een inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren en vanaf 14 maart 2011 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant was ingeschreven op een uitkeringsadres, maar heeft het college niet op de hoogte gesteld van zijn verhuizing in februari 2013. Het college heeft op 16 mei 2013 de bijstand ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het niet binnen de wettelijke bezwaartermijn van zes weken was ingediend. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het besluit niet op de juiste wijze is bekendgemaakt, omdat het college wist dat hij niet meer op het uitkeringsadres woonde. De Raad overweegt dat het op appellant zelf rustte om zijn adreswijziging door te geven. De Raad bevestigt dat het besluit op de juiste wijze is bekendgemaakt en dat de bezwaartermijn is aangevangen op 17 mei 2013, waardoor het bezwaar van appellant te laat is ingediend. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.