ECLI:NL:CRVB:2016:1670
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- F. Hoogendijk
- J.L. Meijer
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op basis van aanwezigheid in hennepgerelateerde omgeving
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die sinds 1 maart 1999 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), was op 25 april 2014 aanwezig in een loods waar hennep werd geknipt. De gemeente Breda had op basis van deze aanwezigheid de bijstand van appellante ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd, omdat zij veronderstelde dat appellante hennep-gerelateerde werkzaamheden had verricht. Appellante heeft echter verklaard dat zij in de loods was voor schoonmaakwerkzaamheden en niet betrokken was bij de hennepteelt. De Raad oordeelde dat het enkele feit dat appellante aanwezig was in de loods niet voldoende bewijs opleverde voor de conclusie dat zij hennep-gerelateerde werkzaamheden had verricht. De Raad stelde vast dat de commissie onvoldoende bewijs had geleverd voor de intrekking van de bijstand en dat appellante haar inlichtingenverplichting niet had geschonden. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor het hoger beroep van appellante slaagde. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en het besluit van de commissie, herstelde de bijstandsverlening en veroordeelde de commissie tot vergoeding van de proceskosten van appellante.