ECLI:NL:CRVB:2016:166
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen buiten behandelingstelling aanvraag bijstandsverlening op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 28 november 2013 het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had op 3 oktober 2012 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Op 30 oktober 2012 vond er een gesprek plaats tussen appellant en een medewerker van de gemeente Groningen, waarbij appellant werd geïnformeerd over een voorlichtingsbijeenkomst op 6 november 2012. In de brief van het college werd vermeld dat de aanvraag buiten behandeling zou worden gelaten als appellant niet op de bijeenkomst verscheen zonder zich af te melden.
Op 6 november 2012 heeft het college de aanvraag van appellant buiten behandeling gesteld, omdat hij niet op de bijeenkomst was verschenen en de benodigde gegevens niet had ingeleverd. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit werd op 11 april 2013 ongegrond verklaard. Appellant stelde dat hij de afspraak was vergeten door het gebruik van het medicijn Tramadol, maar de Raad oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij dit medicijn voor de afspraak had gebruikt.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant te verwijten viel dat hij niet tijdig de gevraagde gegevens had ingeleverd. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep was dat het hoger beroep niet slaagde en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.