ECLI:NL:CRVB:2016:1655
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- C. van Viegen
- Th.C. van Sloten
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsverlening na onduidelijke financiële situatie en inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de intrekking van bijstandsverlening aan appellanten is bevestigd. Appellanten ontvingen sinds 24 augustus 2012 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout heeft op 21 oktober 2013 de bijstand van appellanten opgeschort, omdat zij niet tijdig de gevraagde informatie over hun bankrekeningen hadden verstrekt. Op 21 november 2013 heeft het college de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat de appellanten niet de vereiste duidelijkheid over hun financiële situatie hadden gegeven. Het college heeft ook kosten van bijstand teruggevorderd, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld door de onduidelijkheid over de inkomens- en vermogenspositie van appellanten.
De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten hun gronden tegen deze uitspraak naar voren gebracht. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellanten niet alle gevraagde gegevens tijdig hebben overgelegd en dat de intrekking van de bijstand terecht heeft plaatsgevonden. De Raad heeft geoordeeld dat de appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden, wat hen kan worden tegengeworpen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagt. De beslissing is openbaar uitgesproken op 3 mei 2016.