ECLI:NL:CRVB:2016:165

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 januari 2016
Publicatiedatum
18 januari 2016
Zaaknummer
14-6971 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van bijzondere bijstand voor computerkosten in het kader van de Wet werk en bijstand

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen, die bijzondere bijstand voor de kosten van een computer had afgewezen. Appellant ontving op het moment van de aanvraag algemene bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) en had de computer nodig voor administratieve handelingen en sollicitaties. De aanvraag voor bijzondere bijstand werd echter afgewezen omdat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat de kosten noodzakelijk waren en hij niet voldeed aan de criteria voor bijzondere bijstand zoals vastgesteld in de richtlijn van het college.

De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat appellant niet tot de doelgroepen van bijstandsgerechtigden behoorde die in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de aanschaf van een computer. Bovendien werd vastgesteld dat appellant geen re-integratietraject volgde waarvoor een computer noodzakelijk was. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling tot schadevergoeding of proceskosten.

Uitspraak

14/6971 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
28 november 2014, 14/656 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F. Ergec, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 november 2015, gevoegd met de zaken 15/2421 WWB en 15/2448 WWB. Appellant, daartoe ambtshalve opgeroepen, is verschenen, bijgestaan door mr. Ergec. Het college, daartoe eveneens ambtshalve opgeroepen, heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.J. de Wit. In de zaken 15/2421 WWB en 15/2448 WWB wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontving ten tijde hier van belang algemene bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande als aanvulling op zijn inkomsten uit arbeid als dagbladbezorger. Hij heeft op 15 juli 2013 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een computer. Bij besluit van 15 augustus 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 23 december 2013 (bestreden besluit), heeft het college op deze aanvraag afwijzend beslist.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
4.2.
Appellant heeft gesteld dat hij een computer nodig heeft voor het uitprinten van zijn salarisstroken, administratieve handelingen en het schrijven van sollicitatiebrieven. Appellant heeft evenwel niet aannemelijk gemaakt dat hij om de door hem genoemde redenen over een eigen computer moet beschikken. Tot de gedingstukken in de zaak 15/2448 WWB behoren de aan appellant gezonden betalingsoverzichten van de Persgroep Distributie, terwijl het college ter zitting, onweersproken, heeft gemeld dat appellant zijn loonstroken overlegt. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat het bedrijf, zoals hij ter zitting heeft gesteld, gaat digitaliseren en ervan uitgaat dat appellant een computer krijgt. Appellant heeft niet toegelicht voor welke administratieve handelingen hij een computer nodig heeft. Voorts is het niet aannemelijk te achten dat appellant alleen kan solliciteren als hij met behulp van een computer sollicitatiebrieven kan schrijven. Bovendien kan zo nodig in beginsel gebruik worden gemaakt van de computer- en internetfaciliteiten van publieke en private organisaties als een bibliotheek, het Werkplein of een internetcafé. Dat appellant, zoals aangevoerd, vanwege paniekaanvallen geen gebruik kan maken van faciliteiten in openbare gelegenheden, heeft hij niet aannemelijk gemaakt. Dit kan niet worden afgeleid uit de brief van zijn huisarts G. Ganeeva van 21 maart 2014, waaruit enkel blijkt dat appellant sinds de zomer van 2013 regelmatig op het spreekuur is gezien met psychische klachten, dat hij begeleid wordt door de praktijkondersteuner geestelijke gezondheidszorg en dat appellant ook ontspanningstherapie heeft gevolgd. Voor de door appellant betrokken stelling dat aan paniekaanvallen inherent is dat een aanzienlijke kans bestaat dat deze zich in het openbaar vaker en heviger zullen openbaren, heeft appellant geen gegevens aangedragen.
4.3.
Appellant behoort evenmin tot een van de twee doelgroepen van bijstandsgerechtigden, genoemd in de richtlijn van het college inzake bijzondere bijstand, onderdeel Aanschaf Computer. Appellant heeft geen kinderen in de schoolgaande leeftijd. Hij is evenmin een bijstandsgerechtigde die een re-integratietraject volgt waarvoor het noodzakelijk is dat hij beschikt over een computer. Het college heeft ter zitting van de Raad toegelicht dat de richtlijn niet beoogt om een computer ter beschikking te stellen aan bijstandsgerechtigden die enkel verplicht zijn om te solliciteren. Een computer wordt alleen verstrekt als die nodig is om met succes deel te kunnen nemen aan een traject. Niet in geschil is dat appellant ten tijde van de aanvraag niet aan enig re-integratietraject heeft deelgenomen.
4.4.
Uit 4.2 en 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Gelet op de uitkomst van deze procedure is er geen ruimte voor een veroordeling tot vergoeding van schade. Het verzoek daartoe van appellant zal dan ook worden afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs als voorzitter en J.F. Bandringa en
W.F. Claessens als leden, in tegenwoordigheid van R.G. van den Berg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2016.
(getekend) R.H.M. Roelofs
(getekend) R.G. van den Berg

HD