ECLI:NL:CRVB:2016:1647
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- P. Vrolijk
- H.A.A.G. Vermeulen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering en geschiktheid voor functies
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 24 juli 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot een ongegrondverklaring van zijn bezwaar tegen deze beslissing. De rechtbank Den Haag heeft in een eerdere uitspraak op 19 februari 2014 het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig was en dat de door appellant aangevoerde bezwaren niet voldoende onderbouwd waren.
In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere gronden herhaald, met name zijn bezwaren tegen de geselecteerde functies. Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische beoordeling door de verzekeringsartsen van het Uwv. De Raad heeft vastgesteld dat de aan appellant voorgehouden functies geen overschrijding opleveren van zijn belastbaarheid, en dat er voldoende functies zijn die appellant kan vervullen, zelfs als enkele functies niet geschikt zouden zijn.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij is geoordeeld dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 29 april 2016.