Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 4 augustus 2014 ongegrond;
- bepaalt dat de Svb het door appellant betaalde griffierecht in hoger beroep ad € 123,- aan
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1930 en sinds 1995 ontvanger van een ouderdomspensioen ingevolge de AOW, had op 11 februari 2014 een aanvraag ingediend voor toelating tot de vrijwillige verzekering onder de Algemene nabestaandenwet (ANW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) weigerde deze aanvraag, omdat de aanmelding niet binnen de gestelde termijn van één jaar na het einde van de verplichte verzekering was gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen deze beslissing niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.
In hoger beroep heeft de Raad beoordeeld of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was. De Raad oordeelde dat de appellant zijn beroepschrift tijdig had verzonden, namelijk een week voor het einde van de beroepstermijn. De Raad verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat de appellant niet in verzuim was geweest. Hierdoor kon de aangevallen uitspraak niet in stand blijven.
Vervolgens heeft de Raad de vraag beantwoord of de Svb terecht de aanvraag voor de vrijwillige verzekering had geweigerd. De Raad bevestigde dat de appellant sinds 1987 niet meer verplicht verzekerd was geweest en dat zijn aanvraag voor de vrijwillige verzekering niet binnen de vereiste termijn was ingediend. Daarom was de beslissing van de Svb om de aanvraag te weigeren terecht. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het besluit van de Svb ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling van de Svb tot vergoeding van kosten, aangezien deze niet waren gemaakt in verband met een zitting.