ECLI:NL:CRVB:2016:1637

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
4 mei 2016
Zaaknummer
14/5413 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering nabestaandenuitkering op basis van ANW door niet-verzekerd zijn van de echtgenoot

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een nabestaandenuitkering aan appellante, die in Marokko woont. Haar echtgenoot, geboren in 1920, was ten tijde van zijn overlijden op 27 februari 2013 niet verzekerd onder de Algemene nabestaandenwet (ANW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had eerder een verzoek van appellante om een nabestaandenuitkering afgewezen, omdat haar echtgenoot niet voldeed aan de voorwaarden voor verzekering onder de ANW. De rechtbank Amsterdam had deze beslissing bevestigd in een eerdere uitspraak op 27 augustus 2014.

Appellante stelde in hoger beroep dat zij recht had op een nabestaandenuitkering, omdat haar echtgenoot een ouderdomspensioen ontving op het moment van zijn overlijden. Daarnaast gaf zij aan bereid te zijn om premies voor de vrijwillige verzekering te betalen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de echtgenoot van appellante niet verplicht of vrijwillig verzekerd was voor de ANW. Het feit dat hij een AOW-pensioen ontving, leidde niet tot verplichte verzekering voor de ANW. De bereidheid van appellante om premies te betalen, veranderde niets aan de situatie, aangezien het verzoek voor postume deelname aan de vrijwillige verzekering niet tijdig was ingediend.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, met R.I. Troelstra als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 4 mei 2016. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

14/5413 ANW
Datum uitspraak: 4 mei 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
27 augustus 2014, 14/2212 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2016. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sturmans.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante woont in Marokko. Haar echtgenoot, geboren in 1920, heeft in Nederland gewoond en was ten tijde van zijn overlijden op 27 februari 2013 woonachtig in Marokko. De echtgenoot van appellante ontving een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2.
Appellante heeft een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 12 maart 2014 (bestreden besluit) heeft de Svb zijn besluit van 1 oktober 2013 gehandhaafd, waarbij is geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen omdat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de ANW en ook niet ingevolge de Marokkaanse wettelijke regelingen. Evenmin is gebleken van deelname aan de vrijwillige verzekering.
1.4.
Bij besluit van 31 juli 2014 is het verzoek van appellante tot postume deelname van haar echtgenoot aan de vrijwillige verzekering afgewezen. Tegen dit besluit is geen bezwaar gemaakt.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet voldeed aan de voorwaarden om verzekerd te worden geacht ingevolge de ANW. De echtgenoot was niet verplicht verzekerd en evenmin was sprake van een vrijwillige verzekering.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij recht heeft op een nabestaandenuitkering, omdat haar echtgenoot op de datum van zijn overlijden een
AOW-pensioen ontving. Voorts heeft appellante aangevoerd dat zij bereid is alsnog premies voor de vrijwillige verzekering te betalen.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank en de daarbij gebezigde overwegingen worden geheel onderschreven. De echtgenoot van appellante was ten tijde van zijn overlijden niet verplicht of vrijwillig verzekerd voor de ANW. Het aan de echtgenoot van appellante toegekende AOW-pensioen kon niet tot verplichte verzekering voor de volksverzekeringen leiden, zodat de echtgenoot van appellante niet op grond van dit pensioen als verzekerd ingevolge de ANW kon worden aangemerkt. De bereidheid om alsnog premies voor de vrijwillige verzekering te betalen, leidt niet tot een ander oordeel. Immers, bij besluit van 31 juli 2014 is de echtgenoot van appellante niet postuum toegelaten tot deelname aan de vrijwillige verzekering, omdat het verzoek daartoe niet binnen de termijn is ingediend.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van R.I. Troelstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2016.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) R.I. Troelstra
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

AP