ECLI:NL:CRVB:2016:1631

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
4 mei 2016
Zaaknummer
14/5619 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW)

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, woonachtig in Marokko, had een nabestaandenuitkering aangevraagd na het overlijden van haar echtgenoot op 3 december 2012. De echtgenoot ontving op het moment van zijn overlijden een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) weigerde echter de nabestaandenuitkering, omdat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was onder de ANW en ook niet onder de Marokkaanse wettelijke regelingen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond.

In hoger beroep voerde appellante aan dat zij recht had op de uitkering omdat haar echtgenoot AOW ontving en dat zij in financiële problemen verkeerde. De Centrale Raad van Beroep onderschreef echter het oordeel van de rechtbank. De Raad stelde vast dat de echtgenoot van appellante niet verplicht of vrijwillig verzekerd was voor de ANW, en dat het AOW-pensioen niet leidde tot een verplichte verzekering onder de ANW. De Raad benadrukte dat de bepalingen van de ANW dwingendrechtelijk zijn en dat er geen ruimte is voor afwijkingen, zelfs niet in het licht van de financiële omstandigheden van appellante.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de aanvraag voor de nabestaandenuitkering af. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, met R.I. Troelstra als griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 mei 2016.

Uitspraak

14/5619 ANW
Datum uitspraak: 4 mei 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
27 augustus 2014, 14/97 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2016. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sturmans.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante woont in Marokko. Haar echtgenoot, geboren in 1930, heeft in Nederland gewoond en was ten tijde van zijn overlijden op 3 december 2012 woonachtig in Marokko. De echtgenoot van appellante ontving ten tijde van zijn overlijden een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2.
Appellante heeft een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 10 december 2013 (bestreden besluit) heeft de Svb zijn besluit van 30 juli 2013 gehandhaafd, waarbij is geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen omdat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de ANW en ook niet ingevolge de Marokkaanse wettelijke regelingen. Evenmin is gebleken van deelname aan de vrijwillige verzekering.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet voldeed aan de voorwaarden om verzekerd te worden geacht ingevolge de ANW. De echtgenoot was niet verplicht verzekerd en evenmin was sprake van een vrijwillige verzekering.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij recht heeft op een nabestaandenuitkering, omdat haar echtgenoot op de datum van zijn overlijden een
AOW-pensioen ontving. Verder bevindt appellante zich in moeilijke financiële omstandigheden.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank en de daarbij gebezigde overwegingen worden geheel onderschreven. De echtgenoot van appellante was ten tijde van zijn overlijden niet verplicht of vrijwillig verzekerd voor de ANW. Het aan de echtgenoot van appellante toegekende AOW-pensioen kon niet tot verplichte verzekering voor de volksverzekeringen leiden, zodat de echtgenoot van appellante niet op grond van dit pensioen als verzekerd ingevolge de ANW kon worden aangemerkt. De rechtbank heeft er terecht op gewezen dat de betreffende bepalingen van de ANW dwingendrechtelijk van aard zijn en dat, ondanks de moeilijke omstandigheden van appellante, daarvan in dit geval niet kan worden afgeweken.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van R.I. Troelstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2016.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) R.I. Troelstra
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

AP