ECLI:NL:CRVB:2016:1631
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW)
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, woonachtig in Marokko, had een nabestaandenuitkering aangevraagd na het overlijden van haar echtgenoot op 3 december 2012. De echtgenoot ontving op het moment van zijn overlijden een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) weigerde echter de nabestaandenuitkering, omdat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was onder de ANW en ook niet onder de Marokkaanse wettelijke regelingen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij recht had op de uitkering omdat haar echtgenoot AOW ontving en dat zij in financiële problemen verkeerde. De Centrale Raad van Beroep onderschreef echter het oordeel van de rechtbank. De Raad stelde vast dat de echtgenoot van appellante niet verplicht of vrijwillig verzekerd was voor de ANW, en dat het AOW-pensioen niet leidde tot een verplichte verzekering onder de ANW. De Raad benadrukte dat de bepalingen van de ANW dwingendrechtelijk zijn en dat er geen ruimte is voor afwijkingen, zelfs niet in het licht van de financiële omstandigheden van appellante.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de aanvraag voor de nabestaandenuitkering af. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, met R.I. Troelstra als griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 mei 2016.