ECLI:NL:CRVB:2016:1614
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening wegens niet meewerken aan huisbezoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant had op 18 december 2013 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Wet werk en bijstand. De aanvraag werd echter afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Heerlen, omdat appellant niet meewerkte aan een huisbezoek dat noodzakelijk was om zijn woonsituatie vast te stellen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond.
Appellant stelde dat er geen afspraak was gemaakt voor het huisbezoek op 6 januari 2014, maar de Raad oordeelde dat appellant onvoldoende inlichtingen had verschaft en niet had meegewerkt aan het huisbezoek. De Raad benadrukte dat het aan de aanvrager is om de nodige duidelijkheid te verschaffen en dat het college het recht heeft om bijstand te weigeren indien de aanvrager niet voldoet aan de inlichtingenverplichting. De Raad bevestigde dat er een redelijke grond was voor het huisbezoek en dat het niet meewerken aan dit huisbezoek gevolgen kan hebben voor de bijstandsverlening.
De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag om bijstand terecht was, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld door de schending van de inlichtingenverplichting door appellant. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.