ECLI:NL:CRVB:2016:1611
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de verplichting tot deelname aan een aangeboden voorziening onder de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving sinds 2004 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en was aangemeld voor het traject Werkleerbedrijf Eindhoven. Appellant heeft zich echter niet gemeld voor het traject, wat leidde tot een besluit van het college om hem opnieuw aan te melden. Het college heeft in een eerder besluit aangegeven dat appellant verplicht is om gebruik te maken van de aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant voldoende op de hoogte was van de inhoud van het traject en dat hij eerder al was geïnformeerd over de details van het traject. De Raad heeft ook overwogen dat de medische rapportage over de arbeidsmogelijkheden van appellant correct is gecommuniceerd. Appellant heeft aangevoerd dat hij niet goed geïnformeerd was over het traject, maar de Raad oordeelt dat hij voldoende informatie heeft ontvangen en dat het college terecht van hem heeft verlangd dat hij zich zou melden voor het traject.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen grond is voor het herroepen van het besluit van het college. De kosten in bezwaar worden niet toegewezen, omdat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van griffier R.G. van den Berg, en is openbaar uitgesproken op 3 mei 2016.