ECLI:NL:CRVB:2016:161
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Eervol ontslag wegens ongeschiktheid voor het beklede ambt na onvoldoende functioneren en plichtsverzuim
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het beroep tegen een ontslagbesluit van de korpschef van politie werd behandeld. Appellante, werkzaam bij de politie, kreeg eervol ontslag wegens ongeschiktheid voor het beklede ambt, gebaseerd op onvoldoende functioneren en plichtsverzuim. De korpschef had vastgesteld dat appellante niet voldeed aan de vereiste normen, zoals blijkt uit een functioneringsverslag waarin haar gebrek aan zelfreflectie, onvoldoende leerhouding en lage productiviteit werden genoemd. Daarnaast had appellante een affectieve relatie met haar werkcoach niet gemeld en haar koppel met geweldsmiddelen verloren zonder dit te rapporteren, wat als plichtsverzuim werd aangemerkt.
De rechtbank had het beroep tegen het besluit van de korpschef ongegrond verklaard, maar het beroep tegen de beoordeling van appellante gegrond, omdat de beoordelingsprocedures niet correct waren gevolgd. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op het ontslag, maar verwierp de argumenten van appellante dat zij niet voldoende was geïnformeerd over haar functioneren en dat de beoordeling niet recent genoeg was. De Raad oordeelde dat appellante voldoende gelegenheid had gehad om haar functioneren te verbeteren en dat de korpschef voldoende basis had voor het ontslag, ondanks de herroeping van de beoordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 januari 2016.