ECLI:NL:CRVB:2016:1605

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
15/3838 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar bijzondere bijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn ongegrond werd verklaard. Appellant, die sinds 10 januari 2011 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand, had een aanvraag voor bijzondere bijstand voor tandartskosten ingediend. Deze aanvraag werd op 29 juli 2014 afgewezen. Appellant maakte bezwaar, maar dit bezwaar werd pas op 15 september 2014 ingediend, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken viel. Het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.

De rechtbank oordeelde dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Appellant stelde in hoger beroep dat hij door omstandigheden zijn post niet had kunnen ontvangen en dat hij daarom verschoonbaar in gebreke was gebleven. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het de verantwoordelijkheid van appellant was om zijn post regelmatig op te halen. De Raad bevestigde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door A.M. Overbeeke, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 april 2016.

Uitspraak

15/3838 WWB
Datum uitspraak: 26 april 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
17 april 2015, 14/7909 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 15 maart 2016. Partijen zijn, waarvan het college met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontving sinds 10 januari 2011 bijstand op grond de Wet werk en bijstand naar de norm voor een alleenstaande. Appellant is een adresloze. Hij maakt daarom gebruik van een door het college beschikbaar gesteld postadres aan de Deventerstraat 22 te Apeldoorn (adres van het stadskantoor).
1.2.
Bij besluit van 29 juli 2014 heeft het college de aanvraag van appellant van 30 juni 2014 om bijzondere bijstand voor tandartskosten, afgewezen.
1.3.
Appellant heeft op 29 augustus 2014 met vermelding van “aanvraag bijzondere bijstand tandartskosten” een e-mail gestuurd naar de gemeente Apeldoorn met de volgende inhoud:
“(…), vanwege omstandigheden ben ik verhinderd mijn post in ontvangst te nemen en zal dat uiterlijk 15 september a.s. doen. Zover om wat voor reden dan ook enige handeling verricht zou moeten worden betreffende bovenvermelde aanvraag, wordt middels deze berichtgeving uitstel bewerkstelligd, verzocht, of een gestelde termijn gestuit.”
Bij een op 7 september 2014 gedateerde brief heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het besluit van 29 juli 2014. Deze brief is op 15 september 2014 binnengekomen bij de gemeente Apeldoorn.
1.4.
Bij brief van 9 oktober 2014 heeft het college appellant meegedeeld dat het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn van zes weken is ontvangen en hem in de gelegenheid gesteld de reden of redenen daarvoor aan te geven. Appellant heeft daarop niet gereageerd.
1.5.
Bij besluit van 3 november 2014 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 29 juli 2014 niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Uitnodiging voor zitting rechtbank
4.1.
Ingevolge artikel 8:56 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden partijen na afloop van het vooronderzoek ten minste drie weken tevoren uitgenodigd om op een in de uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op een zitting van de rechtbank te verschijnen.
4.2.
Niet in geschil is dat appellant bij aangetekend verzonden brief van 12 februari 2015
- met vermelding van tijdstip en plaats - door de rechtbank is uitgenodigd voor de behandeling van zijn beroep ter zitting op 6 maart 2015. Daarmee heeft de rechtbank appellant in overeenstemming met artikel 8:56 van de Awb uitgenodigd. De beroepsgrond van appellant dat hij niet tijdig voor de behandeling van zijn beroep is uitgenodigd, slaagt niet.
Ontvankelijkheid bezwaarschrift
4.3.
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Het bezwaarschrift is op 15 september 2014, dus na afloop van de bezwaartermijn op 9 september 2015, door het college ontvangen. De rechtbank heeft de
in 1.3 genoemde e-mail van appellant van 29 augustus 2014, gezien de inhoud daarvan, terecht niet als bezwaarschrift aangemerkt. Appellant heeft met die e-mail, anders dan aangevoerd, evenmin de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift gestuit. De ontvankelijkheid van een rechtsmiddel is niet afhankelijk van partijen, maar dient te worden beoordeeld aan de hand van de toepasselijke wettelijke bepalingen.
4.4.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.5.
De in artikel 6:7 van de Awb gegeven bezwaartermijn van zes weken staat in zijn geheel ter beschikking van de belanghebbende die bezwaar wil maken. Het is daarbij de eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbende dat hij regelmatig zijn post ophaalt. Indien een belanghebbende, zoals in dit geval ook appellant, dit nalaat, komt de omstandigheid dat hij niet meteen na verzending van het besluit daarvan kennis neemt, voor zijn risico. Voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, bestaat dan ook geen grond.
4.6.
Uit 4.2 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.M. Overbeeke, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2016.
(getekend) A.M. Overbeeke
(getekend) J.L. Meijer

HD