ECLI:NL:CRVB:2016:1564
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- H. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid en IVA-uitkering op basis van medische informatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland over de toekenning van een IVA-uitkering op grond van de Wet WIA. De werknemer, die sinds 28 juni 2010 arbeidsongeschikt is door diverse lichamelijke en psychische klachten, heeft in 2013 een aanvraag ingediend voor een IVA-uitkering. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen, met de stelling dat er geen duurzame arbeidsongeschiktheid was vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de verzekeringsartsen van het Uwv onvoldoende concrete en deugdelijke afwegingen hebben gemaakt met betrekking tot de medische situatie van de werknemer. De Raad wijst op de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de herstelkansen en de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid. De rechtbank had de eerdere beslissing van het Uwv bevestigd, maar de Raad komt tot de conclusie dat de werknemer wel degelijk recht heeft op een IVA-uitkering, gezien de medische informatie die aantoont dat er geen realistische kans op herstel is. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en herroept de besluiten van het Uwv, waarbij de werknemer met terugwerkende kracht recht heeft op de IVA-uitkering. Tevens wordt het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellante.