ECLI:NL:CRVB:2016:1542
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na weigering medewerking aan huisbezoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van bijstand van een appellant die weigerde medewerking te verlenen aan een huisbezoek. De appellant ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand, maar zijn bijstand werd ingetrokken door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, omdat hij niet op uitnodigingen reageerde en zijn woonsituatie niet kon worden vastgesteld. Het college had geprobeerd contact met hem te leggen, maar dit was niet gelukt. Een onaangekondigd huisbezoek op 9 januari 2014 leverde geen resultaat op, maar er werden wel aanwijzingen gevonden dat de appellant mogelijk niet op het opgegeven adres woonde. De Raad oordeelde dat er een redelijke grond was voor het afleggen van het huisbezoek en dat de appellant voldoende was geïnformeerd over de gevolgen van zijn weigering om medewerking te verlenen. De Raad bevestigde dat de weigering van de appellant om vragen te beantwoorden en om toestemming te geven voor het huisbezoek leidde tot de conclusie dat het recht op bijstand niet langer kon worden vastgesteld. De uitspraak van de rechtbank Den Haag werd bevestigd, en het hoger beroep van de appellant werd afgewezen.