ECLI:NL:CRVB:2016:1539
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op grond van schending inlichtingenverplichting na ontvangst erfenis
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. Appellant ontving vanaf 17 juni 2009 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een melding van de Belastingdienst over een aanzienlijk eindsaldo op zijn rekeningen, heeft het college van burgemeester en wethouders van Groningen een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek onthulde dat appellant belangrijke informatie, zoals het overlijden van zijn vader en de ontvangst van een erfenis, niet had gemeld. Hierdoor heeft het college besloten om de bijstand van appellant over een bepaalde periode in te trekken en de kosten terug te vorderen.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij de inlichtingenverplichting niet heeft geschonden, omdat hij niet op de hoogte was van de noodzaak om de erfenis te melden. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant wel degelijk op de hoogte had moeten zijn van zijn verplichtingen en dat hij de inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad bevestigt dat de terugvordering van de bijstand terecht is, omdat appellant de ontvangen middelen niet heeft gemeld, wat van invloed was op zijn recht op bijstand.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en benadrukt dat de verplichting om informatie te verstrekken over de afwikkeling van de erfenis cruciaal is voor het recht op bijstand. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is openbaar uitgesproken op 26 april 2016.