1.3.Het bezwaar van appellant tegen de besluiten 1 en 2 heeft het college bij besluit van
5 augustus 2014 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan dat besluit is ten grondslag gelegd dat op grond van een onafhankelijk medewerkersonderzoek, uitgevoerd door
J. Schouten van Rijnconsult in 2012, is komen vast te staan dat het [team A.] verdeeld was in twee kampen en dat er sprake was van een ongezonde werksituatie. Volgens het college heeft het opvolgen van de aanbevelingen van Schouten ertoe geleid dat de situatie ten positieve is veranderd, maar is er eind 2013 nog geen sprake van een eindsituatie. Appellant was een onderdeel van de problemen die er speelden, maar niet de veroorzaker. Prikkels die terugkeer in oud gedrag kunnen veroorzaken, zoals de terugkeer van appellant, moeten worden voorkomen. Tevens is met de plaatsing in de functie van [medewerker] bij het [cluster D.] , [profiel] (schaal 9) aan appellant zowel een passende functie als een eerlijke kans geboden om zijn functioneren, waarin vanaf 2009 tekortkomingen waren vastgesteld en waarvoor in 2011 een verbetertraject was ingezet, op een voldoende niveau te brengen.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Bij besluit van 23 februari 2015 heeft het college appellant met ingang van 1 maart 2015 definitief geplaatst in de tijdelijke functie van [medewerker] , team Ondersteuning bij het [cluster D.] .
4. In hoger beroep heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat het college geen zwaarwegende argumenten en/of redelijke grond heeft aangedragen die een naar objectieve maatstaven gemeten dienstbelang rechtvaardigen om appellant te plaatsen in een ander team met een ander vakgebied. Appellant was ten tijde van het onderzoek door Schouten niet meer werkzaam bij het [team A.] en kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor de onrust binnen het team. Appellant betwijfelt of er van is afgezien rapport op te maken van dat onderzoek. Door het ontbreken van een onderzoeksverslag heeft hij geen kennis kunnen nemen van dat onderzoek en de uitkomsten daarvan, met als gevolg dat hij zich niet kan verweren tegen de inhoud en conclusies van dat onderzoek. De kritiek op zijn functioneren bij het [team A.] is ongefundeerd en daarom ontbrak een aanleiding voor een verbetertraject. Appellant heeft zijn functie bij dat team vele jaren verricht met steeds positieve beoordelingen. In de functie van [medewerker] bij de afdeling Sociale Zaken behandelt hij anders dan in zijn oude functie uitsluitend bezwaren en geen beroepen, waardoor er sprake is van uitholling van zijn taken en zijn carrièreperspectief is belemmerd. De functie die hij uitvoerde bij het [team A.] is inmiddels een schaal 10-functie geworden en hij beoogt thans een schadevergoeding te ontvangen voor het nadeel dat hij ondervindt als gevolg van de plaatsing.
5. Het college heeft in hoger beroep onder verwijzing naar een verklaring van
[naam adjunct-gemeentesecretaris 1] , adjunct-gemeentesecretaris/directeur van de gemeente Sittard-Geleen van 2 juni 2014, gesteld dat Schouten geen schriftelijk rapport heeft opgesteld van zijn onderzoek. In een teambijeenkomst op 11 oktober 2012 heeft Schouten mondeling verslag gedaan. Tijdens de hoorzitting op 7 juli 2014 in bezwaar is door [naam adjunct-gemeentesecretaris 1] meegedeeld en nadien steeds herhaald, dat appellant niet wordt gezien als de oorzaak van de problemen binnen het [team A.] . Wel had de onrust mede te maken met onvrede over de wijze waarop met appellant was omgegaan. Bij terugkeer zou die onrust mogelijk opnieuw de kop kunnen opsteken en het broze evenwicht dat inmiddels was bereikt tussen de medewerkers van het [team A.] verstoord kunnen worden. Het college heeft weersproken dat de oude functie van appellant bij het [team A.] inmiddels was ingedeeld in schaal 10.
6. De Raad komt tot de volgende beoordeling.