ECLI:NL:CRVB:2016:1506
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor verhuiskosten zonder medische of sociale urgentie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.A. Namaki, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor verhuiskosten op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen, omdat er geen medische of sociale urgentie was aangetoond die een verhuizing noodzakelijk maakte. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant sinds 2010 op een kamer woonde en in maart 2014 verhuisde naar een zelfstandige woning. De aanvraag voor bijstand werd ingediend door de bewindvoerder van de appellant, maar het college oordeelde dat de verhuizing niet noodzakelijk was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaring van de huisarts onvoldoende was om de medische urgentie te onderbouwen en dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van sociale urgentie. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat was om voor de verhuizing te reserveren.
De uitspraak bevestigt dat de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand terecht was, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door W.F. Claessens, met R.G. van den Berg als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 april 2016.