ECLI:NL:CRVB:2016:1504
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de bijstandsaanvraag en hersteltermijn in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een bijstandsaanvraag van appellante, die eerder bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een opschorting van haar bijstandsrecht heeft het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland de bijstand van appellante ingetrokken. Appellante diende op 7 november 2013 een nieuwe aanvraag in, maar het college stelde deze aanvraag buiten behandeling omdat appellante niet tijdig de gevraagde gegevens had verstrekt, waaronder bankafschriften.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet alle benodigde informatie tijdig heeft aangeleverd, ondanks dat zij de gelegenheid had gekregen om dit te doen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar aanvraag als een bezwaarschrift tegen het intrekkingsbesluit had moeten worden beschouwd en dat haar psychische problemen haar belemmerden om de aanvraag correct in te dienen.
De Raad oordeelde dat de aanvraag niet als bezwaarschrift kon worden aangemerkt, omdat appellante niet had aangegeven dat zij bezwaar wilde maken tegen het intrekkingsbesluit. Ook werd overwogen dat de hersteltermijn die het college had geboden niet onredelijk kort was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.