ECLI:NL:CRVB:2016:1503
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor de kosten van een babyuitzet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die onder beschermingsbewind stond, had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een babyuitzet. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen sprake was van bijzondere omstandigheden die noodzakelijke kosten van het bestaan rechtvaardigden. Appellante ontving leefgeld van € 50,- per week, maar het college stelde dat dit niet betekende dat zij niet in staat was om te reserveren voor de kosten van de babyuitzet. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de kosten van een babyuitzet in principe uit de bijstandsnorm moeten worden voldaan, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit verhinderen. Appellante voerde aan dat zij ongepland zwanger was geworden en dat haar financiële situatie en geestelijke gesteldheid haar verhinderden om te reserveren. De Raad oordeelde echter dat deze omstandigheden niet als bijzonder konden worden aangemerkt. Het enkele feit dat appellante leefgeld ontving, terwijl zij bij haar ouders woonde en geen woonkosten had, was onvoldoende om aan te tonen dat zij niet in staat was om te reserveren. De Raad bevestigde de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond.
De uitspraak benadrukt dat het aan de aanvrager van bijzondere bijstand is om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor toekenning is voldaan. De Raad concludeerde dat het college de aanvraag terecht had afgewezen en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.