ECLI:NL:CRVB:2016:1455
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting in het kader van autohandel
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 20 januari 2010 bijstand ontvingen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een melding van het inlichtingenbureau dat appellant diverse kentekens van voertuigen op zijn naam had staan en handelde in oud ijzer, heeft de Sociale Recherche regio Limburg-Noord een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant in de periode van januari 2010 tot en met november 2011 in totaal 43 kentekens op zijn naam had staan, wat leidde tot de intrekking van de bijstand over verschillende maanden en een terugvordering van € 29.332,04.
De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellanten gingen in hoger beroep en betwistten de intrekking en terugvordering, stellende dat de voertuigen sloopauto's waren die gebruikt werden voor hun hobby. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat appellanten de op hen rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van de voertuigen. De Raad concludeerde dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken en teruggevorderd, en dat de opgelegde maatregel van 100% van de bijstandsnorm terecht was.
De Raad constateerde echter dat er een motiveringsgebrek was in het bestreden besluit, omdat het college niet inging op de eerder aangevoerde gronden van appellanten. Desondanks werd het bestreden besluit in stand gelaten, omdat de schending van de inlichtingenverplichting vaststond. De Raad veroordeelde het college in de proceskosten van appellanten, die werden begroot op € 1.488,-, en bepaalde dat het college het griffierecht van € 166,- vergoedt.