ECLI:NL:CRVB:2016:1452
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om kostenvergoeding voor operaties aan de voeten van een oorlogsgetroffene
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1929 en erkend als oorlogsgetroffene, een verzoek ingediend voor een voorziening voor de kosten van operaties aan haar linker- en rechtervoet. Dit verzoek werd afgewezen door de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, omdat appellante niet op grond van haar oorlogsinvaliditeit op de gevraagde voorziening was aangewezen. De Raad heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard.
De appellante had op 10 maart 2014 verzocht om een voorziening voor de kosten van operaties aan haar voeten, welke operaties plaatsvonden in oktober 2012. Het verzoek werd afgewezen op basis van het advies van verschillende geneeskundig adviseurs, die concludeerden dat de klachten die tot de operaties hebben geleid niet in causaal verband stonden met het oorlogsletsel. De Raad heeft vastgesteld dat hallus valgus, de aandoening waarvoor de operaties zijn uitgevoerd, vaak voorkomt en niet noodzakelijkerwijs gerelateerd is aan oorlogsgeweld.
Daarnaast heeft de Raad overwogen dat het verzoek van appellante te laat was ingediend, aangezien de aanvraag voor vergoeding uiterlijk eind 2013 ingediend had moeten worden. De Raad heeft de overige overwegingen van verweerder buiten beschouwing gelaten, omdat deze niet relevant waren voor de beslissing over de hallus valgus. Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.