ECLI:NL:CRVB:2016:1450
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om aanspraken op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv)
Op 21 april 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die aanspraken op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen omdat niet kon worden vastgesteld dat de appellant vervolging had ondergaan in de zin van de Wuv. De Raad oordeelde dat de appellant, geboren in 1934 in het voormalig Nederlands-Indië, niet aannemelijk had gemaakt dat hij vervolging had ondergaan. De appellant had in beroep aangevoerd dat hij enige tijd in een militair kampement gevangen had gezeten en daarna ondergedoken was om vervolging te ontlopen. Hij stelde ook dat hij leed aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) die verband zou houden met het omkomen van zijn vader.
De Raad concludeerde echter dat de beschikbare informatie en medische adviezen niet voldoende waren om de claims van de appellant te onderbouwen. De Raad vond dat de medische adviezen, waaronder die van psychiater W. Taff, aangaven dat er geen sprake was van een psychiatrische stoornis of ziekte bij de appellant. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit, dat de aanvraag had afgewezen, deugdelijk was voorbereid en gemotiveerd. De Raad verklaarde het beroep van de appellant ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van gedegen bewijsvoering in zaken die betrekking hebben op aanspraken op grond van de Wuv, en dat claims van vervolging en psychische klachten goed onderbouwd moeten zijn met medische en feitelijke gegevens.