ECLI:NL:CRVB:2016:1445
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Disciplinaire straf van ontslag wegens plichtsverzuim van een ambtenaar in detentiecentrum
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de disciplinaire straf van ontslag van appellante, werkzaam als complexbeveiliger bij de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O), werd bevestigd. Appellante had op 4 juli 2013 haar afdeling onbeheerd achtergelaten, wat leidde tot een ernstige schending van het in haar te stellen vertrouwen. De minister van Veiligheid en Justitie legde haar op 25 november 2013 de disciplinaire straf van ontslag op wegens plichtsverzuim. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de minister onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar het incident en dat de opgelegde straf onevenredig was in verhouding tot de aard van het plichtsverzuim. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de minister voldoende feitelijke grondslag had voor zijn besluit en dat de opgelegde straf niet onevenredig is, gezien de verantwoordelijkheden van appellante in een detentiecentrum. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.