ECLI:NL:CRVB:2016:140

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 januari 2016
Publicatiedatum
14 januari 2016
Zaaknummer
15-617 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Samenloop van ziekteverlof en vakantieverlof bij ambtenaren

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, de korpschef van politie, had het vakantieverlof van de betrokkene volledig afgeboekt over de jaren 2011, 2012 en 2013, omdat de betrokkene in die periode gedeeltelijk arbeidsongeschikt was. De rechtbank had het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en het besluit van de appellant vernietigd, wat leidde tot een nieuwe beslissing op bezwaar.

De Raad oordeelde dat de argumenten van de appellant in hoger beroep doel troffen. De betrokkene had aangevoerd dat het afboeken van vakantieverlof tijdens ziekteverlof alleen mogelijk is voor vakantieverlof dat tijdens ziekteverlof is opgebouwd. De Raad verwierp dit betoog, omdat deze voorwaarde niet in de uitspraak van 3 september 2015 was opgenomen en niet in overeenstemming was met de jurisprudentie inzake artikel 29 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp).

Daarnaast stelde de betrokkene dat niet duidelijk was dat hij op de desbetreffende dagen vakantieverlof had willen genieten. De Raad oordeelde dat uit de gedingstukken niet bleek dat de betrokkene had aangegeven geen hele dagen vakantieverlof te willen genieten. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak, verklaarde het beroep ongegrond en vernietigde het besluit van 23 februari 2015. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

15/617 AW, 15/1662 AW
Datum uitspraak: 14 januari 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
19 december 2014, 14/2591 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de korpschef van politie (appellant)
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. drs. M.H. Welter een verweerschrift ingediend.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft appellant op 23 februari 2015 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2015. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Fransen-Rabbering en mr. E.H. Schuddeboom. Bij brief van 18 november 2015 heeft mr. drs. Welter, met verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 3 september 2015 (ECLI:CRVB:2015:2992), de Raad bericht dat hij en betrokkene niet ter zitting zullen verschijnen.

OVERWEGINGEN

1. Betrokkene is werkzaam bij de politie. Op 29 maart 2011 is hij gedeeltelijk arbeidsongeschikt geworden. Op 1 augustus 2013 heeft hij zijn werkzaamheden weer volledig hervat.
2. Bij besluit van 21 oktober 2013, in bezwaar gehandhaafd bij besluit van 25 maart 2014 (bestreden besluit), heeft appellant het vakantieverlof van betrokkene over 2011, 2012 en 2013 volledig afgeboekt in verband met in de periode van zijn gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid genoten vakantie.
3. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
4.1.
Met verwijzing naar de uitspraak van 3 september 2015 oordeelt de Raad dat wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd doel treft.
4.2.
Betrokkene heeft in het verweerschrift aangevoerd dat in de uitspraak van 3 september 2015 ligt besloten dat het afboeken van tijdens ziekteverlof opgenomen vakantieverlof slechts mogelijk is voor zover dat vakantieverlof tijdens ziekteverlof is opgebouwd. Dit betoog faalt. Een dergelijke voorwaarde is niet in de tekst van de uitspraak opgenomen en het stellen daarvan zou ook niet in overeenstemming zijn met (de jurisprudentie inzake) artikel 29 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp).
4.3.
Betrokkene heeft ook aangevoerd dat niet duidelijk is dat hij op de desbetreffende dagen telkens een hele dag vakantieverlof heeft willen genieten en ook heeft gekregen. Dit betoog faalt reeds omdat uit de gedingstukken niet blijkt dat betrokkene kenbaar heeft gemaakt geen hele dagen vakantieverlof te willen genieten. Dit is bovendien ook niet aannemelijk.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat de aangevallen uitspraak wordt vernietigd, het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond wordt verklaard en het besluit van 23 februari 2015 ambtshalve wordt vernietigd.
4.5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding. Dat betrokkene zich heeft beroepen op de toentertijd geldende jurisprudentie inzake artikel 29 van het Barp, rechtvaardigt geen proceskostenveroordeling ten laste van appellant.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond;
- vernietigt het besluit van 23 februari 2015.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons als voorzitter en B.J. van de Griend en H.A.A.G. Vermeulen als leden, in tegenwoordigheid van C.A.W. Zijlstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2016.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) C.A.W. Zijlstra

HD