ECLI:NL:CRVB:2016:1393
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag langdurigheidstoeslag wegens onduidelijke woonsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellante, die een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong), had een langdurigheidstoeslag aangevraagd. Deze aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort, omdat appellante tijdens een deel van de referteperiode een inkomen had dat hoger was dan de voor haar geldende bijstandsnorm. Dit was het gevolg van de inschrijving van een getuige op haar woonadres, wat de bijstandsnorm verlaagde.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat de getuige, ondanks zijn inschrijving op haar adres, daar feitelijk niet woonde. De verklaringen van de getuige en zijn zus werden niet als voldoende bewijs gezien om aan te tonen dat de getuige niet op het adres van appellante verbleef. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moest worden bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van de woonsituatie en de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) bij het bepalen van de rechtmatigheid van de aanvraag voor een langdurigheidstoeslag. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.