ECLI:NL:CRVB:2016:1390
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet voldoen aan inlichtingenverplichting en niet hoofdverblijf op uitkeringsadres
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellant, die sinds 1 september 2013 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant had opgegeven te wonen op een specifiek uitkeringsadres, maar het college van burgemeester en wethouders van Kollumerland heeft twijfels gekregen over zijn woon- en leefsituatie. Dit leidde tot een onderzoek door een bijzonder controleur, die verschillende waarnemingen heeft verricht en informatie heeft ingewonnen bij de politie. De bevindingen van dit onderzoek leidden tot de conclusie dat appellant niet zijn hoofdverblijf had op het opgegeven adres.
Het college heeft appellant in 2013 meerdere keren gewaarschuwd en uiteindelijk zijn bijstandsuitkering per 1 november 2013 ingetrokken. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank Noord-Nederland heeft zijn beroep ongegrond verklaard. Appellant is in hoger beroep gegaan, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat het college voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat appellant niet op het uitkeringsadres woonde, onder andere door verklaringen van buurtbewoners en het retour zenden van post door TNT Post met de vermelding 'vertrokken/onbewoond'.
De Raad concludeert dat appellant in strijd met zijn inlichtingenverplichting niet heeft gemeld dat hij niet op het uitkeringsadres woonde. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.