ECLI:NL:CRVB:2016:1362
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag tot verlenging van bijstand op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, een zelfstandige ondernemer, had een aanvraag ingediend voor verlenging van zijn bijstandsuitkering op basis van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz 2004). De aanvraag was eerder door het college van burgemeester en wethouders van Hilversum afgewezen, omdat het college van mening was dat het bedrijf van appellant niet levensvatbaar was. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant gedurende 36 maanden bijstand had ontvangen, wat de maximale termijn is volgens de wet. Verlenging van deze termijn is alleen mogelijk indien de ondernemer om medische of sociale redenen niet volledig beschikbaar is voor zijn bedrijf. Appellant voerde aan dat hij door ziekte en tegenwerking van de gemeente niet in staat was zijn onderneming goed te voeren, maar de Raad oordeelde dat hij deze redenen niet voldoende had onderbouwd.
De Raad concludeerde dat het college terecht had geoordeeld dat er geen grond was voor verdere verlenging van de bijstand. De rechtbank had de levensvatbaarheid van het bedrijf van appellant buiten beschouwing gelaten, wat correct was, gezien de afwijzing van de aanvraag op andere gronden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die op € 992,- voor zowel de beroeps- als de hoger beroepsprocedure werden begroot.