ECLI:NL:CRVB:2016:1345
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Disciplinair ontslag wegens plichtsverzuim bij ambtenaar van de Belastingdienst
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van de Staatssecretaris van Financiën ongegrond werd verklaard. Appellant, werkzaam bij de Belastingdienst, werd beschuldigd van plichtsverzuim door het onjuist invullen van aangiften voor een vriend en het niet melden van nevenwerkzaamheden. De Staatssecretaris had appellant disciplinair ontslagen wegens zeer ernstig plichtsverzuim. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant de gedragingen heeft begaan die als plichtsverzuim kunnen worden aangemerkt en dat dit plichtsverzuim aan hem kan worden toegerekend. De Raad bevestigt dat de opgelegde straf van ontslag niet onevenredig is aan de ernst van het plichtsverzuim. De Raad benadrukt dat hoge eisen worden gesteld aan de integriteit van ambtenaren, vooral in fiscale aangelegenheden. Het ontbreken van het oogmerk om de staat te benadelen, zoals door appellant gesteld, leidt niet tot een minder zware straf. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.