ECLI:NL:CRVB:2016:1332
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- M.A.E. Adamsson
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en voldoende medische grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die zijn beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellant had zich ziek gemeld met klachten aan zijn rechterschouder en rug, terwijl hij op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving. Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 27 november 2013 geen recht meer had op ziekengeld op grond van de Ziektewet, na een onderzoek door een bedrijfsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Appellant stelde dat zijn klachten, veroorzaakt door een lipoom, onvoldoende serieus waren genomen door de artsen van het Uwv.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het onderzoek door de artsen van het Uwv zorgvuldig was verlopen. De rechtbank had terecht vastgesteld dat de door appellant ingediende medische stukken geen aanleiding gaven voor twijfel aan de medische grondslag van het bestreden besluit. De Raad concludeerde dat de klachten van appellant niet objectief medisch konden worden vastgesteld als een belemmering voor het verrichten van zijn werk als chauffeur/belader. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het bestreden besluit toereikend en inzichtelijk was onderbouwd.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank, waardoor het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.