ECLI:NL:CRVB:2016:1327
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- M.A.E. Adamsson
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en weigering WIA-uitkering na niet vervulde wachttijd
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante en de weigering van de WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die als administratief medewerkster werkte, meldde zich op 14 november 2011 ziek met gynaecologische klachten. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts op 19 september 2013, werd vastgesteld dat appellante met de voor haar geldende beperkingen geschikt was voor haar werk. Het Uwv beëindigde haar ZW-uitkering per 21 oktober 2013 en weigerde haar WIA-uitkering omdat zij de wachttijd van 104 weken niet had vervuld. Appellante ging in beroep tegen deze besluiten, maar de rechtbank verklaarde haar beroepen ongegrond.
In hoger beroep stelde appellante dat het onderzoek door het Uwv onzorgvuldig was en dat zij meer beperkingen had dan door het Uwv werd aangenomen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle relevante informatie had meegenomen. De Raad bevestigde dat appellante per 21 oktober 2013 geen recht meer had op ziekengeld en dat de wachttijd voor de WIA-uitkering niet was vervuld. De conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep werden gevolgd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor verzekerden om aan de vereisten voor uitkeringen te voldoen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees de proceskostenveroordeling af.