ECLI:NL:CRVB:2016:1296
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding en berekening reiskosten op basis van ANWB-routeplanner
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Frankrijk, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank over de proceskostenvergoeding in verband met een besluit van het Zorginstituut Nederland. De rechtbank had vastgesteld dat de appellant zijn beroep tegen het besluit van 29 oktober 2013 inzake de buitenlandbijdrage 2012 had ingetrokken, omdat het Zorginstituut hem bij een later besluit volledig tegemoet was gekomen. De rechtbank veroordeelde het Zorginstituut tot betaling van proceskosten, waaronder reiskosten en verletkosten, die in totaal € 1.592,46 bedroegen.
De appellant was het niet eens met de hoogte van de toegewezen proceskostenvergoeding en stelde dat de rechtbank de reiskosten had berekend op basis van een afstand van 983 kilometer, terwijl hij recht had op vergoeding op basis van 1.009 kilometer, inclusief overnachtingen. Daarnaast betoogde hij dat de rechtbank een te laag uurtarief had gehanteerd voor de verletkosten. Het Zorginstituut verdedigde de eerdere uitspraak en stelde dat de berekeningen van de rechtbank correct waren.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de reiskosten correct had berekend op basis van de ANWB-routeplanner en dat de verletkosten niet verder konden worden gespecificeerd door de appellant. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 april 2016.