ECLI:NL:CRVB:2016:1293
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- G. van Zeben-de Vries
- L. Koper
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering met betrekking tot psychische beperkingen en geschiktheid van functies
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 25 november 1996 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met een arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek naar vermeende fraude door psychiaters, heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een heronderzoek naar de gezondheidstoestand van appellant uitgevoerd. Dit leidde tot een schorsing van de uitkering per 1 oktober 2011 en een herziening per 1 januari 2007 naar een arbeidsongeschiktheid van 25-35%. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het Uwv heeft deze ongegrond verklaard.
De rechtbank Oost-Nederland heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellant gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het Uwv heeft de uitkering opnieuw herzien. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn psychische beperkingen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv op de datum in geding, 2 november 2011, voldoende rekening heeft gehouden met de psychische beperkingen van appellant. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen waren voor cognitieve problemen en dat de geselecteerde functies geschikt waren voor appellant.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij is geoordeeld dat het bestreden besluit op een zorgvuldige medische grondslag berust. De informatie van de behandelend psychiater en de psychiatrische expertise van Timmerman zijn niet voldoende om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts. De Raad heeft geen aanleiding gezien om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant.