In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen het besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ongegrond verklaarde. Appellant had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de minister van 12 en 26 februari 2011, waarin hem werd meegedeeld dat hij een schuld had opgebouwd door onterechte betalingen van studiefinanciering en een onterecht geactiveerd studentenreisproduct. De minister verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelde dat de besluiten op de juiste wijze bekend waren gemaakt via 'Mijn DUO' en e-mails aan appellant.
In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak vastgesteld dat het bewijs van de plaatsing van het besluit op 'Mijn DUO' niet meer voorhanden is, waardoor de datum van bekendmaking niet precies kan worden vastgesteld. De Raad heeft het standpunt van de minister, dat het bezwaar niet-ontvankelijk was, niet langer gehandhaafd en heeft besloten om een inhoudelijke beslissing te nemen. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit van 1 augustus 2011, en draagt de minister op om binnen zes weken opnieuw op het bezwaar van appellant te beslissen. Tevens is bepaald dat beroep tegen de nieuwe beslissing slechts bij de Raad kan worden ingesteld. De minister is veroordeeld in de proceskosten van appellant en moet het griffierecht vergoeden.